Wat is een veilige narcose?

Veilige middelen

Wanneer kun je een narcosemiddel veilig noemen?

  • als de gewenste eigenschappen (bewusteloosheid, pijnloosheid en verminderde spierspanning) betrouwbaar plaatsvinden en negatieve effecten (bijvoorbeeld op de bloeddruk of de ademhaling) zo min mogelijk optreden
  • als de diepte van de narcose snel en gemakkelijk aangepast kan worden, bijvoorbeeld bij een pijnlijk onderdeel van een operatie
  • als het niet giftig of kankerverwekkend voor de patiënt of dierenarts en -assistent is, en geen negatieve effecten op het milieu heeft (bijvoorbeeld afbraak van de ozonlaag, verergeren van het broeikaseffect)
  • als de patiënt na beëindiging van de ingreep snel weer wakker wordt zonder angst en opwinding
  • als het middel zo min mogelijk misselijkheid en braken veroorzaakt

Veilige werkwijze

Daarnaast moeten er maatregelen genomen worden om negatieve effecten van de narcose te verminderen:

  • dieren onder narcose ademen minder goed dan als ze wakker zijn. Daarom moeten ze lucht inademen met een hoog zuurstofgehalte. Ook moeten ze beademd kunnen worden indien nodig.
  • de kwaliteit van de bloedsomloop en de ademhaling moet continu in de gaten gehouden worden met een bewakingsapparaat.
  • vochtverlies en bloeddrukdaling moeten worden opgevangen met een infuus in het bloedvat.
  • er moet voor gezorgd worden dat de patiënt tijdens de ingreep en bij het ontwaken niet teveel afkoelt.

Dat brengt ons bij het volgende belangrijke punt: een veilige narcose is mensenwerk!

  • de dierenarts moet de patiënt vooraf goed onderzoeken en op basis daarvan een plan voor de narcose maken. Soms is daarvoor nog aanvullend (laboratorium-)onderzoek nodig.
  • er moet rekening gehouden worden met de leeftijd, gezondheid en eventueel overgewicht van het dier, en met de duur en pijnlijkheid van de operatie.
  • de medewerkers moeten ruime kennis en ervaring met de gebruikte apparatuur en middelen hebben.
  • de patiënt moet tijdens alle fases van de narcose goed in de gaten gehouden worden, dus direct vanaf het geven van de eerste middelen tot en met het ontwaken na de ingreep.